3.1 Provinciale belastingen en heffingen

Motorrijtuigenbelasting heffen we over het bezit van een motorvoertuig. De Belastingdienst verzorgt de heffing en inning van de motorrijtuigenbelasting, waarop de provinciale opcenten meeliften. Bovenop de motorrijtuigenbelasting betalen houders van personenauto’s en motoren provinciale opcenten.

Grondslag voor het heffen van opcenten is de Verordening op de heffing van opcenten op de hoofdsom van de Motorrijtuigenbelasting provincie Utrecht (vastgesteld door Provinciale Staten op 27 juni 2011).

Het tarief voor de opcenten bedroeg in 2020 in de provincie Utrecht 73,6. Daarmee is Utrecht de provincie met het op één na laagste opcententarief.

Provinciale opcenten 2016-2020

In de Begroting 2020 is voor de opcenten een opbrengst geraamd van € 128,0 mln. We zijn uitgegaan van de raming die het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft geformuleerd in de meicirculaire Provinciefonds van 2019. In de Zomernota 2020 is de verwachte opbrengst voor het jaar 2020 verhoogd naar             € 130,8 mln. Deze aanpassing is gebaseerd op de aangepaste raming van de opbrengst in de meicirculaire Provinciefonds van 2020.

Uit de eindejaarsopgave van de Belastingdienst blijkt dat de werkelijke opbrengst over het jaar 2020 € 130,8 mln. is en komt daarmee overeen met de in de Zomernota aangepaste raming voor het jaar 2020.

De leges vinden hun grondslag in de Legesverordening provincie Utrecht 2018. Provinciale Staten hebben dit vastgesteld op 6 november 2017. De toe te passen tarieven staan in de tarieventabel bij deze verordening.
Uitgangspunt bij de vaststelling van de tarieven is dat deze maximaal kostendekkend mogen zijn. Dit controleren we ieder jaar bij de vaststelling van de tarieventabel met een hiervoor ontwikkeld rekenmodel.

De opbrengst per jaar is afhankelijk van het aantal ingediende aanvragen en wisselt daardoor sterk. Daarom is in de Begroting 2020 de verwachte opbrengst gebaseerd op de gemiddelde opbrengst van de laatste drie afgesloten kalenderjaren voorafgaand aan de begroting: € 403.314. De werkelijke opbrengst aan leges bedroeg in 2020 € 326.232.

In onderstaande tabel lichten we de kostendekkendheid van de legestarieven over het jaar 2020 toe.

De Ontgrondingenheffing is een heffing voor het ontgronden zoals bedoeld in artikel 21f van de Ontgrondingenwet. De heffing is bedoeld om de kosten te dekken van schadevergoedingen en onderzoek als onverwachte schade bij ontgrondingen ontstaat. De heffing wordt alleen geheven bij grote ontgrondingen waarbij daadwerkelijk kans op schade is.
De heffing vindt haar grondslag in de Heffingsverordening ontgrondingen provincie Utrecht 2002. Deze verordening (vastgesteld door Provinciale Staten op 25 februari 2002 en voor het laatst gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 31 oktober 2011) is met ingang van 1 mei 2002 in werking getreden.
De ontgrondingenheffing is € 0,04 per kubieke meter stoffen waarvoor vergunning of machtiging of een wijziging van een vergunning of machtiging is verleend. De heffing wordt alleen geheven voor ontgrondingen met hoeveelheden boven de 10.000 kubieke meter.
De verordening wordt als dat nodig is periodiek aangepast aan de hand van actuele ontwikkelingen.

De opbrengst is jaarlijks sterk wisselend en is afhankelijk van de omvang van de ontgrondingen in dat jaar. In de Begroting 2020 is de gemiddelde opbrengst geraamd op € 5.000.
De werkelijke opbrengst in 2020 was € 3.323.

Voor de ontgrondingenheffing geldt dat het tarief maximaal kostendekkend mag zijn. In 2020 zijn geen kosten gemaakt voor schadevergoedingen en onderzoek. Om die reden wordt de totale opbrengst van de ontgrondingenheffing ondergebracht in de voorziening Ontgrondingenheffing. Met deze voorziening kunnen we toekomstige kosten voor onderzoek of te nemen maatregelen bij schade dekken.

* De kosten voor de uitvoering van vergunningverlening en toezicht en handhaving worden gedekt door de begroting van de Opdrachtgeversunit RUD en zijn opgenomen in de dienstverleningsovereenkomst met de RUD Utrecht. Van kosten voor overhead bij de provincie Utrecht is dus geen sprake.
** Omdat de kosten € 0 zijn, is berekening van het percentage niet mogelijk.

De grondwaterheffing is een heffing voor het onttrekken van grondwater zoals bedoeld in artikel 7.7 van de Waterwet. De heffing is bedoeld voor maatregelen en kosten die verband houden met grondwateronttrekking en het infiltreren van water, het bijhouden van register, schadevergoeding en onderzoek. De heffing vindt haar grondslag in de Grondwaterheffingsverordening provincie Utrecht 2012 (vastgesteld door Provinciale Staten op 31 oktober 2011 en voor het laatst gewijzigd bij besluit van PS van 4 november 2013). Deze verordening wordt periodiek aangepast aan de hand van actuele ontwikkelingen.
Het tarief voor de grondwaterheffing bedraagt € 0,0153 per kubieke meter onttrokken grondwater.

In de Begroting 2020 is de opbrengst geraamd op € 1.334.000.
De werkelijke opbrengst was in 2020 € 1.320.115.

Ook voor de grondwaterheffing geldt dat het tarief maximaal kostendekkend mag zijn. De kosten vielen in 2020 lager uit dan de opbrengst. Daarom wordt het teveel aan opbrengsten van de grondwaterheffing ondergebracht in de voorziening (voorheen reserve) Grondwaterheffing. Hiermee kunnen we voorkomen dat de hoogte van de grondwaterheffing jaarlijks fluctueert. Bovendien kunnen in de toekomst hoger uitvallende kosten worden opgevangen.

Voor de provinciale heffingen is geen kwijtscheldingsbeleid ontwikkeld. Wel kunnen we in bepaalde gevallen tegemoet komen aan onredelijkheden van overwegende aard die zich bij de toepassing van de leges- en heffingsverordeningen voordoen.

(Bedrag x € 1.000)